Algemene uitkeringen en overige uitkeringen Gemeentefonds

Inleiding

Algemene uitkering en overige uitkeringen gemeentefonds

De algemene uitkering uit het gemeentefonds is voor Pijnacker-Nootdorp de grootste bron van inkomsten. De hoogte van de uitkering wordt bepaald op basis van objectieve maatstaven zoals het aantal inwoners, de sociale en fysieke samenstelling van de gemeente en het aantal woonruimten. Er worden meer dan 65 maatstaven gebruikt voor het bepalen van de totale inkomsten. Belangrijke maatstafgegevens die meer dan 50% van de inkomsten bepalen zijn:

Maatstaven in de algemene uitkering

2020

2021

2022

2023

aantal inwoners

55.579

56.811

58.044

59.276

aantal inwoners: jongeren < 18 jaar

13.721

14.026

14.100

14.250

aantal inwoners: ouderen > 64 jaar

8.151

8.331

8.512

8.693

aantal huishoudens

21.513

21.990

22.467

22.944

aantal minderheden

4.052

4.142

4.231

4.321

De algemene uitkering uit het gemeentefonds voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp bedraagt:

bedragen x € 1.000

2020

2021

2022

2023

Inkomsten AU in de begroting

61.964

64.551

66.843

69.917

Algemene uitkering in de begroting 2020-2023

Waar in de Kadernota 2019 de basis is bepaald voor de opbrengsten algemene uitkering uit het gemeentefonds over de periode 2020-2023, zijn deze aangepast met de informatie zoals die door het ministerie van BZK gepubliceerd is in de meicirculaire 2019. De belangrijkste onderwerpen hierin zijn:

  • Een tegenvallend accres;
  • Extra middelen jeugdzorg;
  • Loon- en prijsbijstelling jeugd en Wmo.

Een tegenvallend accres

De ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Volgens het systeem van ‘samen de trap op en samen de trap af’ hebben wijzigingen in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van het gemeentefonds. De jaarlijkse toename of afname van het gemeentefonds, voortvloeiend uit de 'trap op trap af-methode' wordt het accres genoemd. Vanaf 2020 dalen de accressen ten opzichte van de informatie waarop de kadernota 2019 is gebaseerd, hoofdzakelijk als gevolg van een lagere loon- en prijsontwikkeling in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Op de rijksbegroting wordt voor dat doel minder geraamd. De prijzen dalen van ± 2,0% naar ± 1,5%, de lonen dalen van ± 3,5% naar ± 2,0%. De lagere accressen hebben alle een structureel karakter.

Extra middelen jeugdzorg

Voor de periode 2019-2021 is door het Rijk in totaal € 1 miljard extra beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn vooral bedoeld ter ondersteuning van gemeenten om de transitie te maken en te faciliteren om de regierol te pakken. Aanvullend aan deze toevoeging wordt onderzoek verricht om te kunnen bepalen of, en zo ja, in welke mate gemeenten structureel extra middelen nodig hebben. Voor ons betekent dit een bedrag van ongeveer € 800.000 per jaar.

Loon- en prijsbijstelling jeugd en Wmo

In 2018 is het grootste deel van de integratie uitkering sociaal domein ingeweven in de maatstaven van de algemene uitkering. In 2019 wordt voor het laatst nog apart een structurele loon/prijsmutatie gecompenseerd. Voor uitkeringsjaar 2020 en volgende jaren is deze compensatie opgenomen in de accressen. Voor ons betekent dit een bedrag van ongeveer € 600.000 per jaar.

Het financiële effect van de bovengenoemde onderwerpen op de inkomsten algemene uitkering 2020 en verder:

bedragen * € 1.000

2020

2021

2022

2023

Accres

-483

-835

-1.265

-1.331

Extra middelen jeugdzorg1

883

926

800

800

Loon- en prijsbijstelling jeugd en Wmo

583

614

634

658

Totaal

983

705

169

127

Gezien de grote schommelingen in het gemeentefonds tussen de diverse circulaires en de gevolgen ervan voor de inkomsten voor onze gemeente wordt van de inkomstentoename in 2020 een bedrag van € 800.000 gedoteerd aan de bestemmingsreserve algemene uitkering. Dit biedt de mogelijkheid om bij toekomstige fluctuaties de gevolgen ervan op de gemeentelijke begroting te beperken.

1)Na de meicirculaire hebben het ministerie van BZK, VNG en de provinciale toezichthouders de richtlijn afgesproken dat het primair aan de gemeenten is om te bepalen hoe zij baten en lasten ramen en is het toegestaan om tot het maximum van, in ons geval, € 800.000 extra middelen jeugdzorg eveneens te ramen voor de jaren 2022 en 2023. Aangezien in de Kadernota 2019 reeds een bedrag is toegevoegd aan de budgetten voor het sociaal domein is van deze € 800.000 in 2022 € 400.000 toegevoegd aan het budget in het sociaal domein en in 2023 € 600.000. Het restant is toegevoegd aan het begrotingssaldo.